Stelsel rechtsbijstand uit balans
De puntentoekenning staat niet meer in verhouding tot de werkelijke tijdsbesteding door rechtsbijstandverleners in het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. Dat blijkt uit de voorlopige bevindingen van de Commissie van der Meer die de minister van V&J op 19 juli naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. “Overall kan de conclusie worden getrokken dat het aantal bestede uren het huidige aantal punten sterk overtreft”.
De commissie geeft aan dat op vrijwel elk onderdeel van het stelsel de puntentoekenning aanpassing behoeft. Voor personen- en familierechtzaken loopt de toekenning zelfs exceptioneel negatief uit de pas.
Daarnaast concludeert de commissie dat – met inachtneming van de door het kabinet gegeven uitgangspunten van 1200 declarabele uren en het maximum van inkomensschaal 12 rijksambtenaren (BBRA) – dit inkomen met het huidige vergoedingenniveau (tarief per punt) op veel rechtsterreinen niet haalbaar is.
De commissie is ook geen voorstander van invoering van de trajecttoevoeging voor echtscheidings- en asielzaken en ziet geen reden voor invoering van de pakkettoevoeging bij multiproblematiek.
De voorlopige bevindingen van de commissie bevestigen de eerdere standpunten van de NOvA ten aanzien van de ontoereikende puntentoekenning, de onhaalbaarheid van inkomensschaal 12 en de onwenselijkheid van de traject- en pakkettoevoeging. De voorlopige bevindingen zijn volgens de NOvA een belangrijke aanzet voor het waarborgen van de toegang tot recht.
Al bij het verlenen van de onderzoeksopdracht aan de Commissie Van der Meer stelde de NOvA dat de op voorhand gegeven financiële beperking niet leidend moet zijn én niet past bij een toekomstbestendig stelsel. De voorlopige bevindingen van de commissie sterken de NOvA in het oordeel dat niet alleen naar het financieel kader moet worden gekeken.
De NOvA kijkt met belangstelling uit naar het eindrapport op 25 oktober 2017, en voorafgaand daaraan naar de begroting van het ministerie van Veiligheid & Justitie voor 2018.