Vertrouwelijkheid
De kernwaarde van de vertrouwelijkheid is noodzakelijk om het beroep van advocaat goed te kunnen vervullen. Het is van wezenlijk belang dat cliënten in vertrouwen alles in volle openhartigheid kunnen wisselen met hun advocaat. De positie van vertrouwenspersoon ligt aan de basis van de relatie tussen de advocaat en zijn cliënt. Alleen dan kan een advocaat alle mogelijkheden en risico’s in een zaak naar behoren inventariseren en wegen, en kan hij weloverwogen beslissen over de aanpak van een zaak of de in te nemen procespositie. Zonder vertrouwelijkheid zou adequate rechtshulpverlening en een goede rechtsbedeling in het gedrang kunnen komen. Het belang van een cliënt en van de rechtsbedeling in het algemeen brengt mee dat de advocaat niet verplicht kan worden om in rechte een verklaring af te leggen over wat tussen hem en de rechtzoekende is gewisseld aan informatie. Dit valt onder de geheimhoudingsplicht die op de advocaat rust. Ter borging van deze geheimhoudingsplicht beschikt de advocaat over een verschoningsrecht.
De advocaat heeft de verantwoordelijkheid prudent om te springen met zijn geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht. Deze zijn hem immers alleen toegekend ten behoeve van het waarborgen van de rechtsbescherming van zijn cliënt en het belang om hem goed te kunnen bijstaan. Dit brengt met zich mee dat het verschoningsrecht, hoe wezenlijk ook voor het goed kunnen uitoefenen van het beroep, niet onbegrensd is. Naast de beroepsregels voor de advocatuur is het uiteindelijk de rechter die, rekening houdend met het belang van de geheimhoudingsplicht in het licht van een goede rechtsbedeling, in concrete zaken de grenzen van de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht bepaalt.