Toezicht op de advocatuur
De algemene raad steunt het plan van de minister waarbij het toezicht landelijk wordt uitgeoefend en binnen de beroepsgroep, de Nederlandse orde van advocaten (NOvA) georganiseerd blijft. Toezicht binnen de beroepsgroep is van belang voor de onafhankelijke positie van advocaten en daarmee voor de rechtzoekenden.
De onafhankelijke positie van de advocatuur ten opzichte van de overheid is een essentieel beginsel van de rechtsstaat. De advocaat moet vertrouwelijkheid betrachten en de gegevens van zijn cliënten geheimhouden.
De landelijke toezichthouder (LTA) wordt verantwoordelijk voor het landelijk toezicht. Het landelijk organiseren leidt tot bundeling van kennis en ervaring en tot harmonisatie in het toezicht. In zaken waarbij van dreiging sprake kan zijn is het toezicht gedepersonaliseerd.
De lokale inbedding moet worden geborgd door (gespecialiseerde) toezichthouders. Om te voorkomen dat er zaken aan het blikveld worden onttrokken, is een goede informatie uitwisseling tussen deken en toezichthouders noodzakelijk. Hierover vinden gesprekken plaats met de dekens.
De algemene raad is zich bewust van het belang om schijn van beïnvloeding van de LTA te voorkomen. De minister heeft daarvoor voorzieningen getroffen. Leden van de LTA mogen geen lid zijn van andere organen binnen de NOvA en lokale orden en zij worden vrijgesteld van advocaten-werkzaamheden. Bij de benoeming van de leden van de LTA is onafhankelijkheid ingebouwd via de ‘blik van buiten’. Ook benoemt de LTA zijn eigen personeel en is het personeel uitsluitend verantwoording schuldig aan het LTA. Financiële onafhankelijkheid is gewaarborgd doordat de LTA in overleg met de algemene raad en de ‘blik van buiten’ zijn eigen begroting vaststelt en zelfstandig kan beschikken over het budget. De algemene raad gaat hierover verder met de minister in overleg.
Met de komst van de LTA is er geen rol meer weggelegd voor het college van toezicht (CvT). Toezicht op toezicht is niet nodig. Een ‘blik van buiten’ is wel gewenst. Over de onafhankelijke inrichting van ‘de blik van buiten’ moet verder worden gesproken.
Vanuit het college van afgevaardigden wordt een kernteam ingericht, waarin afgevaardigden vanuit de verschillende fracties met de algemene raad meedenken en kennis uitwisselen over de vraagstukken die ten aanzien van het nieuwe toezichtmodel beantwoord moeten worden. Op basis van die input gaat de algemene raad vervolgens breder het gesprek met de balie aan over de invulling van het nieuwe toezichtmodel.