08-06-2023

Jan Broekhuizen lid algemene raad NOvA

"Een eigenstandige LTA"

In het kader van een onafhankelijk, transparant, uniform en effectief toezichtstelsel is behoefte aan een Landelijk Toezichthouder Advocatuur (LTA). De dekens schreven in hun brief van 14 april jl. aan de minister voor Rechtsbescherming dat “hoewel een beeld lijkt te bestaan van verdeeldheid over de toekomst van het toezicht”, zij “juist op hoofdlijnen overeenstemming” zien. Dat zie ik ook zo.

Sinds november 2022 heb ik mij binnen de algemene raad  intensief met het toezichtdossier beziggehouden. Samen met collega’s heb ik vele gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de sociale advocatuur, van grote en kleinere kantoren, met het ministerie van Justitie en Veiligheid, Kamerleden, het college van toezicht en - niet in de laatste plaats - het college van afgevaardigden. 

Wat opvalt is de betrokkenheid van de gesprekspartners en het begrip voor de afwegingen die moeten worden gemaakt. De wens om de korte lijnen naar de lokale deken te behouden, naast een zekere centralisering en professionalisering van het toezicht. De zorg om de betaalbaarheid van het toezicht. De gedachte enerzijds dat met de introductie van de LTA ook breder nagedacht moet worden over het stelsel en samenspel van landelijke en lokale ordes. De gedachte van weer anderen dat men nu juist ook niet moet talmen om stevige keuzes te maken bij de vormgeving van de LTA. 

De algemene raad spreekt namens de advocatuur met de minister over deze belangrijke onderwerpen. De algemene raad vertaalt daarbij een standpunt dat in de breedte van de beroepsgroep uitgelegd, bekritiseerd en begrepen kan worden. Ook de verschillen van inzicht worden daarbij uitdrukkelijk benoemd. 

In onze brief van 10 maart jl. aan de minister heeft de algemene raad niet alleen oog gehad voor argumenten van effectiviteit en efficiëntie van toezicht, maar ook voor het meer fundamentele, normatieve belang van een advocatuur die onafhankelijk van de staat kan functioneren. 

Het woord ‘eigenstandigheid’ vangt in dit licht goed waar het om moet gaan: de eigenstandigheid van de LTA moet worden geborgd als toezichthouder, die ook zelf de reflectie van een ‘blik van buiten’ waardeert, en toezicht houdt op een beroepsgroep die zichzelf kan reguleren.

Het woord is nu aan de minister.